“Van enige afstand beschouwd constateren wij het volgende: één van de onderliggende motieven voor het nieuwe zorgstelsel was de verwachting dat dit stelsel toetreding van nieuwe aanbieders niet alleen mogelijk zou maken, maar ook zou stimuleren. De aanname daarbij was dat nieuwe aanbieders de gevestigde aanbieders zouden opschudden en de zorg doelmatiger zouden maken. Ondernemerschap in de zorg werd toegejuicht. Het tij lijkt echter snel gekeerd te zijn. Nieuwe toetreders tot de markt die een breed pakket aan ziekenhuiszorg aanbieden, zijn er niet of nauwelijks, en ‘zorgondernemers’ worden met argusogen gevolgd. Ook voor banken nemen de risico’s toe. Ziekenhuizen zijn als zij bestaansrecht hebben een redelijke klant, maar de risico’s nemen toe bij dreiging van faillissement, omdat ze moeten afschrijven op leningen vanwege de verliezen op het vastgoed. Het weerspiegelt ook de veranderde tijdgeest, waarin de noodzaak wordt gevoeld om ziekenhuiszorg te verplaatsen naar de eerste lijn. De inspanningen die daarvoor nodig zijn, vragen veeleer om samenwerking en efficiënte (want gedeelde) inzet van middelen en mensen. Concurrentie past daar niet bij.”
‘Als je dit rapport in één zin moet samen vatten is, dan is het dat een ziekenhuis in problemen uit handen van de curator moet blijven, want de curator denkt níet vanuit het belang van de patiënt’, aldus commissielid Pauline Meurs in Zorgvisie
Bron:
rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2020/03/04/de-aangekondigde-ondergang