Het moest wel mis gaan met de Fyra (5 juni in de Volkskrant)

opinie deVolkskrant
De slotconclusie van de parlementaire enquête naar het Fyra-debacle staat wel zo’n beetje vast. De belangrijkste politici en bestuurders zijn de afgelopen weken voor de commissie verschenen. Deze week komt nog het toezicht op de bouw, de certificering en de toelating van de Fyra tot het Nederlandse spoor aan bod, de start van de commerciële dienstregeling en de samenwerking met de Belgische Spoorwegen. Het zal ongetwijfeld nog smeuïge details opleveren. Maar het verhaal  is op hoofdlijnen wel duidelijk.1

De chronologie van gebeurtenissen beslaat zo’n 25 jaar. Het politiek denken over marktsuperioriteit begon met Reaganomics. In 1991 werd de EU-richtlijn aangenomen over de scheiding van de administratie van infrastructuur en exploitatie bij spoorwegen. In dit decennium werd juridische veranderingen doorgevoerd bij de Nederlandse Spoorwegen, de zogenaamde verzelfstandiging van de NS, die erop neer kwamen dat het geïntegreerde staatsbedrijf van de spoorwegen werd gesplitst in twee staatsbedrijven, het latere ProRail voor de infrastructuur en de nieuwe NS voor het treinverkeer, waarbij concurrentie om het treinverkeer mogelijk werd gemaakt. Deze verzelfstandiging geschiedde in een aantal stappen en er werd een nieuwe topman bij de nog geïntegreerde NS aangesteld om de taakorganisatie af te splitsen en de marktonderneming NS verder door te ontwikkelen. De kiem van alle ellende was daarmee gelegd.

In 1998 werd een marktconsultatie van de HSL-zuid gehouden. In 2000 besloot het 2e kabinet Kok om de HSL-zuid aan te besteden. Gezien het voorgaande een logisch en consequent besluit. Hoe het verder ging weten we.

Specialistenwerk

Je kunt jarenlang politieke discussies voeren over de verzelfstandiging van de spoorwegen, maar uiteindelijk komt het neer op het schrijven van een juridisch construct en het maken van enkele rekensommen over investeringen en afschrijvingen, kosten en opbrengsten en dit verwerken in een begroting. Specialistenwerk. Inhoudelijk wellicht niet makkelijk, maar in de praktijk een kwestie van kennismanagement en dat is, vergeleken met het doorvoeren van een culturele revolutie toch echt a peace of cake. Je past een paar wetten aan en maakt een business-case en klaar is kees.

Daarmee heb je als politiek nog niet het denken over de reizigerstrein als middel van openbaar vervoer bij het personeel voor ook maar een millimeter veranderd. Je stelt vervolgens een Alpha-man als chief executive officer aan en die mag het in de praktijk gaan doen. Maar ook daarmee heb je nog niets bereikt.

Botsing van overtuigingen

Elke fundamentele wijziging in de opvatting over een publieke taak is alleen mogelijk als daar een breed maatschappelijk draagvlak voor bestaat. Dit draagvlak komt alleen tot stand als dit geschraagd wordt door een overtuigend verhaal gebaseerd op gedeelde publieke waarden. Dit verhaal ontbrak in 1990 en dit verhaal ontbreekt nog steeds.

De politiek dacht dit varkentje wel even te wassen, met het Haagsche ambtelijke apparaat als haar altijd trouwe dienaar. En dus ging een ambtelijke delegatie in 1999 uit eigen initiatief op bezoek bij de samenwerkende directies van de Franse en de Belgische spoorwegen om het voorstel te doen of zij de HSL-zuid wilden laten rijden over het Hollandsche spoor. Het is maar vanuit welk perspectief je ernaar kijkt: als markt-fetisjist denk je: goeie zaak! Als treinconducteur, of als mecanicien denk je bij jezelf: zijn ze nu helemaal krankjorum geworden!?

De interne spanningen binnen het staatsbedrijf NS liepen in de loop der jaren op tot het kookpunt. Logisch: commercieel denken implanteer je niet zomaar in de hoofden van andersdenkende mensen. Dit is een botsing van overtuigingen. Niet religieus, maar het scheelt weinig. Het is ongelofelijk moeilijk om een dergelijke turn-around in de publieke sector te realiseren, zodanig dat achteraf zowel de cijfertjes positief zijn als de mensen tevreden.

Moeder van alle kwaad

Wie dit inzicht het scherpst verwoord heeft kan geen politicus zijn, het was Jan Timmer (President-commissaris van de NS tijdens de roerige verzelfstandigingsjaren en de concessieverlening) die het als volgt zei: “De privatisering van de NS is de moeder van alle kwaad.”

Het Fyra-debacle toont de onthechtheid van landelijke politici aan, die nog steeds tegen beter weten in geloven in de heilzame werking van concurrentie om het spoor. En het toont hun desinteresse voor de praktijk van de publieke zaak, die hun verantwoordelijkheid als benoemde bestuurder is.

http://www.volkskrant.nl/opinie/fyra-debacle-gevolg-van-gebrek-aan-draagvlak-voor-privatisering-van-ns~a4055048/

Column staat ook op:

Z24.nl Fyra toont failliet marktwerking aan

Joop.nl Waarom het wel mis moest gaan met de Fyra

Een jaar verder… NS en ProRail moeten fuseren!

Chronologie van ontluikend inzicht…

juni 2013 -Persbericht BOEK Kiezen tussen overheid en markt: Marktwerking bij spoorwegen moet terug gedraaid worden. Je kunt het rijden van treinen niet loskoppelen van de infrastructuur, ze zijn te zeer afhankelijk van elkaar. Het spoor is een GESLOTEN TAAKSYSTEEM.

Kiezen tussen overheid en markt - Gijs van Loef

juli 2013 – TU Delft: Het Nederlandse spoor is veel minder efficient geworden. De gezamenlijke productiviteit van de spoorsector is in de eerste negen jaar na de verzelfstandiging in 1995 met gemiddeld 0,6% per jaar gedaald.

januari 2014 – Het Europees Parlement wil af van de gedwongen splitsing tussen spoorbeheer en spoorvervoer.

januari 2014 – geheim rapport topadviseur: De overheid moet de strikte scheiding tussen de NS en ProRail ongedaan maken.

februari 2015 – Knooppunt Utrecht CS gehele dag onbereikbaar, door een sein- en wisselstoring.

2 maart 2015 – Knooppunt Utrecht CS ligt plat, door een beschadigde bovenleiding (ProRail), veroorzaakt door een trein (NS).

Maar een fusie is politiek taboe. Omdat een geintegreerd staatsbedrijf te machtig wordt. Daar is overigens wel een oplossing voor te bedenken.

 

 

Het PAROOL: ‘De markt is niet de oplossing voor alle zaken’

Het neoliberalisme heeft het publieke domein veroverd. Zonder principieel politiek debat over wat publieke taken zijn en wat de markt kan doen. Er rest geen andere conclusie. In 2012 publiceerde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid het rapport met de veelzeggende titel  ‘Publieke zaken in de marktsamenleving’. Is het begrip ‘marktsamenleving’ niet een andere duiding van het begrip ‘neoliberalisme’, maar dan in zijn concrete verschijningsvorm? Welke publieke zaken zijn er zoal en waar komen we het neoliberalisme tegen? Ik kijk vanuit vijf verschillende invalshoeken.[1]

Laten we beginnen met de uitvoering van (publieke) taken: We kennen de publieke sector van de nutsvoorzieningen, met vraag en aanbod, waar overheid monopolies gedeeltelijk zijn geprivatiseerd (de spoorwegen, de energievoorziening, telecom). We kennen ook de van oudsher levensbeschouwelijk gefundeerde maatschappelijke sectoren van het onderwijs, de langdurige zorg (care) en de sociale huisvesting, waar ook vraag en aanbod bestaan. Het zijn twee heel verschillende typen markten in het publieke domein. (De genezingsgerichte gezondheidszorg (cure) heeft altijd een gedeeltelijk marktkarakter gehad en laat ik daarom in deze beschouwing over het neoliberalisme buiten beschouwing)

De kritiek van de Eerste Kamer (parlementaire enquête in 2012) op de verkoop van de PTT, de opsplitsing van de spoorwegen en de gedeeltelijke uitverkoop van de elektriciteitsbedrijven loog er niet om. Over de gevolgen van de privatiseringen van deze overheidsmonopolies voor de samenleving werd nauwelijks nagedacht. De burger werd vooral beschouwd als consument. De parlementaire onderzoekscommissie concludeerde dat er weinig is geleerd van eerdere ervaringen. De privatiseringen pasten binnen een tijdsgewricht waarin een blind geloof bestond dat de markt uitvoerende taken beter èn goedkoper zou kunnen doen dan de overheid (Reagonomics, Thatcherism). Beide claims, de markt doet het beter en de markt doet het goedkoper, zijn echter nooit onderbouwd. In 2013 concludeerde een werkgroep van de TU Delft echter wel dat het nederlandse spoor na de verzelfstandiging en opsplitsing minder efficiënt is geworden en dat de productiviteit van het spoor is gedaald.

In het onderwijs, de langdurige zorg en de sociale volkshuisvesting ligt de zaak anders. Ook in deze voorheen not-for-profit sectoren is het marktdenken diep doorgedrongen. Hier worden echter geen staatsmonopolies afgebroken, maar is sprake van een erosie van de levensbeschouwelijke grondslag. Door de ontzuiling en de bezuinigingen op budgetten zijn deze dienstverlenende sectoren steeds meer gedwongen te denken in termen van omzet, productie en klanten. De maatschappelijke commotie over zichzelf verrijkende publieke bestuurders zit vooral hier.

De burger wordt consument en gaat steeds meer betalen

We zien een trend waarbij de burger als gebruiker (consument) van (voormalige publieke) diensten steeds meer gaat betalen. Het patroon is dat de exploitant – die in veel gevallen nog steeds monopolist is, of oligopolist – toestemming krijgt van de overheid (dat kan ook de toezichthouder zijn) om het basistarief te verhogen: het prijskaartje van de NS, de maximaal toegestane huurverhoging, de prijs van de postzegel, de eigen bijdrage in de zorg.

Beleidsmakers geloven sterk in het marktmechanisme als instrument om ongewenste maatschappelijke effecten van economische processen te bestrijden. Het marktmechanisme wordt als beleidstool ingezet bij de bestrijding van milieuvraagstukken, zoals bij de CO2-uitstoot (emissiehandel), de filebestrijding (spitsvrij) en de recycling van verpakkingsmaterialen (statiegeld). Maar waar het in het nederlandse beleidsdenken juist aan ontbreekt is de wil om bij bedrijven innovatieve veranderingen af te dwingen door middel van ‘dynamische regulering’. In ons economisch denken bestaat een afkeer tegen staatsinterventies en gedwongen regulering. De markt moet het ‘regelen’, het geloof in de invisible hand is kennelijk groot. Het Planbureau van de Leefomgeving wijst al jaren op het probleem dat Nederland in Europa qua verduurzaming achterloopt.

Het beheersen van marktwerking is ook een belangrijk thema van wetgeving. Recent zijn wetten aangenomen als de wet markt en overheid (2012) en de wet normering topinkomens (2013). Over de wet normering topinkomens wordt veel geschreven en heftig debat gevoerd. Begrijpelijk, topbestuurders zijn tastbaar en meningen over personen zijn snel gevormd. Minder bekend is de wet overheid en markt die tot doel heeft het ondernemerschap van overheden zoals gemeenten en provincies te reguleren. De wet bevat ‘gedragsregels voor centrale en decentrale overhe­den en publiekrechtelijke zelfstandige bestuursorganen als zij goederen of diensten op de markt willen aanbieden’ (citaat). Let wel: de wetgever legt dus sinds kort het ondernemerschap in het huis van Thorbecke aan banden. Het ondernemerschap is kennelijk diep in de ambtelijke cultuur doorgedrongen!

Het politieke debat over marktwerking is een debat achteraf

Dit brengt ons tot het politieke debat over marktwerking. Het is een ex post debat, de politiek probeert vooral achteraf ongewenste neoliberale effecten te beheersen. In 2012 deed de Eerste Kamer een uniek  parlementair onderzoek naar de privatiseringen van enkele staatsmonopolies. De parlementaire enquête van de Tweede Kamer naar de Fyra zit nu in de onderzoeksfase. Er wordt in de landelijke politiek door de sectorspecialisten dus wel nagedacht over enkele ‘ontsporingen’. En af en toe halen privatiseringen in negatieve zin het nieuws, zoals recent het verbrassen van de eenmalige opbrengsten uit verkoop van nutsdeelnemingen door de gemeente ’s Hertogenbosch.

Het marktdenken is klaarblijkelijk diep in het publieke domein doorgedrongen. Publieke zaken zijn ermee doordrenkt. De markt is de oplossing voor zo’n beetje elk maatschappelijk vraagstuk en iedere maatschappelijke activiteit waar een financiële component aan zit. De idee van een overheid als hoeder van het algemeen belang is compleet uitgehold. Het brede maatschappelijke onbehagen waar de landelijke politiek geen vat op krijgt heeft er natuurlijk alles mee te maken. Uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau in 2012 bleek dat 38% negatief en slechts 23% van de Nederlanders positief over de privatisering van staatsbedrijven denkt. Krijgen we de neoliberale geest ooit nog terug in de fles?

14 april 2014

[1] De vijf perspectieven komen overeen met het denkmodel in mijn boek, waarin ik vijf bouwstenen van activiteiten onderken: Willen (politiek), Mogen (wetgeving), Kunnen (middelen en kennis), Denken (beleid) en Doen (uitvoering van taken).
Joop.nl Neoliberalisme is al de keiharde werkelijkheid

Kiezen tussen Overheid en Markt – een wake up call voor onze volksvertegenwoordigers

Kiezen tussen overheid en markt - Gijs van LoefKiezen tussen overheid en markt, een wake-up-call voor onze volksvertegenwoordigers. Prijs : 14,50 euro. ISBN: 9789090275390 ALLEEN LEVERBAAR VIA DE AUTEUR ZELF – Bestel hier mijn boek

Het boek stelt politici, bestuurders en ambtenaren in staat principiële en daardoor goed gefundeerde besluiten te nemen over de vraag welke taken de overheid zelf moet uitvoeren en welke aan de markt kunnen worden overgelaten. Het is daarmee een aanrader voor iedereen die betrokken is bij de besluitvorming over marktgerelateerde vraagstukken, op nationaal, provinciaal en lokaal niveau. Het boek is direct uit voorraad leverbaar.

Recensie in Tijdschrift voor Public Governance, Audit & Control (dec. 2013): “Van Loef laat op geheel eigen wijze zien hoe belangrijk het is scherp te zijn op wat je aan de markt kan overlaten.”

Prof.dr. Alexander Rinnooij Kan (Hoogleraar Economie en Bedrijfskunde UvA): “Ik heb je boek met veel plezier gelezen. Dit is de goede, nuchtere benadering. The devil is in the detail, zoals blijkt als je de gezondheidszorg door je schema probeert te duwen. Maar dat doet niets af aan mijn waardering!”

Jan Terlouw (voormalig vice-premier/minister, voormalig commissaris van de koningin, oud-hoogleraar, oud-partijleider, schrijver enz.):
‘In heldere taal analyseert van Loef wanneer en onder welke voorwaarden marktdenken binnen het waardensysteem van de overheid kan worden toegestaan. (…) Daarom is het raadzaam voor alle politici om dit boek aandachtig te lezen.’

Meer aanbevelingen vindt u bij het submenu Boeken.